generatie | | 2000 | | 2002 | | 2004 |
|
0 –< 2 | 1150 |
1160 |
1880 |
2 –< 4 | 800 | 920 | 928 |
4 –< 6 | 120 | 320 | 368 |
6 –< 8 | 30 | 12 | 32 |
Voorbeeld
In de tabel zie je tellingen van een populatie zoogdieren die vier generaties kent. Alleen dieren van 2 –< 6 jaar krijgen jongen.
Beschrijf het verloop van de samenstelling van deze populatie dieren met een graaf en een Leslie-matrix.
Antwoord
De overlevingskansen per generatie vind je zo:
- van generatie 1 naar generatie 2: = = 0,8;
- van generatie 2 naar generatie 3: = = 0,4;
- van generatie 3 naar generatie 4: = = 0,1;
Alleen generaties 2 en 3 zorgen voor jongen, het gemiddelde in generatie 2 is a jongen per dier en in generatie 2 is dit b jongen per dier. Dan moet:
- 800a + 120b = 1160
- 920a + 320b = 1880
Je kunt dit oplossen door beide vergelijkingen in de vorm b = ... te schrijven en dan met je GR het snijpunt van beide lineaire functies te bepalen. Je vindt: a = 1 en b = 3.
Nu kun je de Leslie-matrix opstellen.
|
|