Theorie
Bij een tabel met twee variabelen kun je een grafiek maken (bijvoorbeeld m.b.v. Excel).
De rijen 2 en 3 van deze CBS-tabel van de Nederlandse bevolking vormen een tabel voor de twee variabelen tijd (jaartal) en aantal Nederlanders (× 1000). Hierbij hangt aantal Nederlanders af van tijd. Je maakt er daarom een grafiek bij met op de horizontale as de variabele tijd en op de verticale as de afhankelijk variabele aantal Nederlanders.
De bijschriften bij de assen zijn nodig, net als de maatstreepjes met getallen.
Laat je die weg, dan weet je de betekenis van de as en/of de gebruikte eenheid niet.
Soms krijgt een grafiek nog een grafiektitel mee, hier staat de titel al boven de tabel.
Er zijn verschillende soorten grafieken
- bij een lijngrafiek verbind je de punten die bij de tabel horen met dunne lijnstukjes omdat je de tussenwaarden niet weet;
- bij een vloeiende grafiek verbind je de punten die bij de tabel horen met een kromme lijn omdat je aan kunt nemen of weet dat de tussenwaarden zonder grote sprongen toenemen of afnemen;
- bij een trapgrafiek ga je er van uit dat de afhankelijk variabele sprongsgewijs verandert.
Grafieken hebben bepaalde eigenschappen.
|