Breuken optellen en aftrekken

Antwoorden

  1. `7/8`
  2. `1/8`
    1. `6/9 = 2/3`
    2. `4/12 = 1/3`
    3. `3 18/12 = 4 1/2`
    4. `1 2/3`
    1. De pizza is in acht gelijke delen verdeeld.
    2. `4/8 + 3/8 = 7/8`
    3. `4/8 - 3/8 = 1/8`
    1. Zie de figuur hiernaast.
    2. Anders zijn beide breuken geen deel van hetzelfde en kun je ze dus niet optellen.
    3. Dan zie je beter hoe de verdeling van het geheel in 20 kleinere rechthoekjes tot stand komt.
    4. `8/20 + 5/20 = 13/20`
    5. 2/5 + 1/4 invoeren geeft 0,65.
    1. Doe dit zelf, laat bij twijfel je antwoord controleren.
    2. `3/7 + 5/8 = 24/56 + 35/56 = 59/56`
    3. `59/56 > 1` en daarom kun je ook schrijven `1 3/56`.
    4. `3/7 + 5/8 = 0,ul(428571) + 0,625 = 1,053571ul(428571)`
    5. `59//56 = 1,053571ul(428571)`
    6. `5/8 - 3/7 = 35/56 - 24/56 = 11/56` en `5/8 - 3/7 = 0,625 - 0,ul(428571) = 1,196ul(428571)`.
    1. `5/11`
    2. `1/8`
    3. `11/10 = 1 1/10`
    4. `35/24 = 1 11/24`
    5. `5/24`
    1. Voer in: 3+1/6+1+1/4. Je vindt als antwoord `4,41ul6`.
    2. Na invoeren met de breukentoets vind je als antwoord `53/12`.
    3. Handmatig: `3 2/12 + 1 3/12 = 4 5/12`.
    4. Nee, gelukkig niet. Je kunt beter het kleinste getal gebruiken dat zowel een veelvoud van 6 als van 4 is. En het KGV van 6 en 4 is 12.
    1. Voer in: 3+1/6-(1+1/4) of 3+1/6-1-1/4). Je vindt als antwoord `1,91ul6`.
    2. Na invoeren met de breukentoets vind je als antwoord `23/12`.
    3. Handmatig: `3 2/12 - 1 3/12 = 38/12 - 15/12 = 23/12 = 1 11/12`.
  3. Oefenen met AlgebraKIT. Daarin kun je ook de antwoorden bekijken en uitleg uitklappen.
    1. `2/5` van 30 is 12 leerlingen en `1/6` deel van 30 is 5 leerlingen. Er gaan daarom `30 - 17 = 13` leerlingen lopend.
    2. Omdat beide breuken op hetzelfde geheel van 30 leerlingen slaan.
    3. `1/2` van 20 is 10 leerlingen in 1A en `2/5` van 25 is 10 leerlingen in 1C. Samen 20 van de 45 leerlingen lopend, dus `20/45 = 4/9` deel.
    1. `3/6 = 1/2` boterkoek en `1/8` appeltaart.
    2. `1/6 - 1/8 = 1/24` deel.
    3. `1/6 + 1/8 = 7/24` deel.
    4. Bij b en c.
    1. `2 14/15`
    2. `17/12 = 1 5/12`
    3. `17/12 = 1 5/12`
    4. `11/4 = 2 3/4`
    1. `2,9ul3`
    2. `1,41ul6`
    3. `1,41ul6`
    4. 2,75
  4. Nog even oefenen met AlgebraKIT?
    1. `1/3 + 1/7 = 10/21` deel.
    2. Anders gaan de beide breuken niet over hetzelfde geheel en kun je ze niet zonder meer optellen.
  5. `1 - 2/3 - 1/12 = 3/12 = 1/4` deel.
    1. Doen.
    2. Omdat je anders de breuken niet zinvol kunt optellen.
    3. Ze schilderen `8/15` deel van het huis in een uur, dus in 15 uur schilderen ze 8 van die huizen. Per huis hebben ze `15/8 = 1,875` uur nodig.