Optellen en aftrekken

Verkennen

Opgaven

  1. Je ziet hier een eenvoudige kassabon.
    1. Hoeveel dingen heb je volgens de kassabon gekocht??
    2. Hoeveel betaal je in totaal? Hoe kun je dat bedrag narekenen?
    3. Hoe bereken je het bedrag dat je van de 20 euro terug krijgt?

Uitleg

Je wilt weten hoeveel twee getallen samen zijn. Je moet de getallen optellen.
Je krijgt dan de som van deze getallen.

Je wilt weten hoeveel twee getallen verschillen. Je moet de getallen van elkaar aftrekken.
Je krijgt het verschil van beide getallen.

Bijvoorbeeld:

2,15 + 3,98 = 6,13

10 – 8,95 = 1,05

Optellen en aftrekken gaat gemakkelijk met je rekenmachine.
Let op: je moet wel een punt gebruiken in plaats van de decimale komma!

Optellen en aftrekken kun je ook met de hand uitvoeren. Je maakt dan gebruik van het tientallig stelsel.
Bekijk dit op Math4all-website.

Opgaven

  1. Bereken uit het hoofd.
    1. 25 + 13 = ...
    2. 59 – 21 = ...
    3. 112 + 99 = ...
    4. 204 – 48 = ...

  2. Vul in:
    1. 7 + 4 = 11, dus 11 is ... van 7 en 4.
    2. 7 – 4 = 3, dus 3 is ... van 7 en 4.

  3. Bekijk op pagina 2 van de Uitleg op de Math4allsite hoe je twee getallen met de hand optelt en aftrekt.
    Maak de volgende optellingen en aftrekkingen met de hand. Controleer je antwoord met de rekenmachine.
    1. 2531 + 395 = ...
    2. 2531 – 395 = ...
    3. 15439 + 5673 = ...
    4. 15439 – 5673 = ...
    5. 1034031 + 99064 = ...
    6. 1034031 – 99064 = ...

Voorbeeld 1

Op deze kassabon staan zowel optellingen als een aftrekking.

Het getal 18,69 is het totaalbedrag, het bedrag wat je moet betalen.
Het is de som van alle prijzen.

Je hebt € 20,00 betaald.
Het getal € 1,30 is het bedrag dat je terug krijgt.
Het is het verschil van 20,00 en 18,69.

Opgaven

  1. Je gaat naar de supermarkt. Je koopt:
    1. Welk bedrag moet je in het totaal betalen? (Je hebt natuurlijk geen rekenmachine bij je in de winkel!)
    2. De kassière gebruikt wel een rekenmachine (de kassa). Ga met de rekenmachine na of je antwoord bij a klopt.