Vergelijkingen
Antwoorden
-
- Eigen antwoord.
- `s = 1,5 * 29 = 43,5` dus schoenmaat 44.
- Ongeveer 23 cm.
-
- `220 + 0,085 * a = 0,10 * a`
- Zie figuur.
-
`a ~~ 14700` kopieën.
-
- Het zou wel heel bijzonder zijn als het op één kopie aan zou komen.
Je kunt beter wat ruimer aantal verkopen als school om onvoorziene bijkomende kosten te dekken.
-
Dan moet je rond de 14700 een nauwkeuriger tabel maken.
-
-
De waarde van `x` bij het snijpunt zo nauwkeurig mogelijk schatten.
-
Doen. Ga na, dat de oplossing tussen `x = 5,71` en `x = 5,72` zit en dat dus `x ~~ 5,7` de oplossing is in één decimaal nauwkeurig.
-
Maak een tabel tussen `x = 5,71` en `x = 5,72`. De oplossing zit tussen `x = 5,714` en `x = 5,715` en is dus `x ~~ 5,71`.
-
Maak een tabel tussen `x = 5,714` en `x = 5,715`. De oplossing zit tussen `x = 5,7142` en `x = 5,7143` en is dus `x ~~ 5,714`.
-
Maak eerst grafieken en lees ongeveer het antwoord af. Neem `t = 0, 100, 200, 300, 400, 500`.
Ga vervolgens inklemmen met nauwkeuriger tabellen. Je vindt `t ~~ 381,8`.
-
- Doen.
- Ja, inderdaad.
- `x ~~ 1,82`
-
-
Doen.
-
Je vindt `v ~~ 23` cm.
-
`v ~~ 23,3` cm en dat is 233 mm.
-
- `36 = 1,5 * (v + 2)`
- De vergelijking lijkt op `36 = 1,5 * [...]` en dan is `[...] = 36/(1,5) = 24`.
`[...] = v + 2 = 24` betekent `v = 22`.
- `1,5 * (22 + 2) = 1,5 * 24 = 36`.
-
- Omdat alle getallen vanaf 35,5 tot en met 36,4 op 36 worden afgerond.
- `v ~~ 21,7` cm dus 217 mm.
- `v ~~ 22,3` cm dus 223 mm.
- Alle voetlengtes vanaf 217 mm tot 223 mm.
-
- `[...] = 29,70 - 4,50 = 25,20`
- `r = (25,20)/(2,25) = 11,2`
- `r = 11,2`, controleer zelf je antwoord door invullen.
-
- `[...] = 30`
- `t = (30)/(1,5) = 20`
- `t = 20`, controleer je antwoord door invullen.
-
Nu gaat dat moeizamer omdat de variabele `t` zowel links als rechts van het isgelijkteken voorkomt.
Dit kun je voorlopig nog beter grafisch doen, eventueel inklemmen. Later leer je meer oplossingstechnieken.
-
- `0,12 * a = 1800` geeft `a = 1800/(0,12) = 15000`.
- `2 + v = 20` geeft `v = 18`.
- `4 + 2 * p = 10` geeft `2 * p = 8` en dus `p = 4`.
- `2 * x - 12 = 3 * 75 = 225` geeft `2 * x = 237` en dus `x = 118,5`.
-
- De kaars heeft aan het begin (op `t = 0`) een lengte van 30 cm en elk uur gaat daar 4 cm van af.
- `16 = 30 - 4 * t`
- Maak eerst een tabel bij `L` en bepaal dan op de grafiek het punt waarin `L = 16`. Je vindt `t = 3,5` uur.
- `30 - 4 * 3,5 = 16` cm.
- `30 - [...] = 9` geeft `[...] = 21` en dus `4 * t = 21` zodat `t = 21/4 = 5,25`.
-
- `K = 75,00 + 2,50 * A`
- `475,00 = 75,00 + 2,50 * A`
- `475,00 = 75,00 + 2,50 * A` geeft `2,50 * A = 400,00` en dus `A = 400/(2,50) = 160` m2.
- `75,00 + 2,50 * A = 25,00 + 3,60 * A`
- `A ~~ 45` m2.
-
- `A = z * z`
- `z = 10`
- `z * z = 10`
- `z * z = 10` geeft `z ~~ 3,162`.
-
- `t = 500/19`
- `v = 9`
- `x = 12`
- `z = 7` of `z = -7`
-
- 1200 uur.
- 240 uur, dus 6 weken.
- `a = 24000/w`
- `500 = 24000/w`
- `w = 48`, dus 48 mensen.
-
- `x ~~ 71429`
- Het punt `(71429, 82143)` (afgerond op gehelen).
- Het voor een bedrijf niet doenlijk om te mikken op het verkopen van precies `71429` liter van dit zuivelproduct.
Bovendien wil het bedrijf winst maken, dus men zal mikken op een behoorlijk grotere verkoop.
- `1,20 * a = 0,45 * a + 35000`
- `a ~~ 46667` potloden, dus ongeveer 47.000 stuks.
-
- `20 = (n - 40)/7 + 10` lijkt op `20 = [...] + 10` en dat geeft `[...] = 10`.
Dit geeft `(n - 40)/7 = ([...])/7 = 10` en dus `[...] = n - 40 = 70` zodat `n = 110` tsjirpen.
- `25 = (n - 40)/7 + 10` geeft op dezelfde manier als bij a dat `n = 145`. Dus 35 tsjirpen per minuut meer.
|