GONIOMETRISCHE FUNCTIES Overzicht
Goniometrische formules

Voorbeeld

Gegeven is op [–2π,2π] de functie f met f(x) = cos(2x) – 2 cos(x).
Bereken de nulpunten van deze functie en los op: f(x) = –1.

Antwoord

Voor de nulpunten moet je oplossen f(x) = cos(2x) – 2 cos(x) = 0.
Hierbij maak je gebruik van cos(2x) = 2 cos2(x) – 1.
De vergelijking wordt dan: 2 cos2(x) – 1 – 2 cos(x) = 0.
Schrijf je dit als 2 cos2(x) – 2 cos(x) – 1 = 0, dan krijg je een kwadratische vergelijking in cos(x). Die kun je oplossen met de abc-formule:
cos(x) =  2± 2 2 421 22 = 2± 12 4 .
Dit levert op: cos(x) =  1 2  +  1 2 3   V  cos(x) =  1 2  –  1 2 3 .
Nu zijn benaderingen nodig, bijvoorbeeld in twee decimalen nauwkeurig:
cos(x) ≈ 1,366  V  cos(x) ≈ –0,366.
Alleen cos(x) ≈ –0,366 heeft oplossingen, namelijk
x = arccos(–0,366) + k · 2π  V  x = –arccos(–0,366) + k · 2π.
Er zijn dus twee series nulpunten: (1,95 + k · 2π,0) en (–1,95 + k · 2π,0).

De vergelijking f(x) = cos(2x) – 2 cos(x) = –1 geeft op dezelfde manier:
2 cos2(x) – 1 – 2 cos(x) = –1 en dus 2 cos2(x) – 2 cos(x) = 0.
Ontbinden is nu mogelijk: 2 cos(x)(cos(x) – 1) = 0.
Je vindt daarom: cos(x) = 0  V  cos(x) = 1.
En daarvan kun je gemakkelijk alle antwoorden opschrijven...

Inleiding
Uitleg
Theorie
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Voorbeeld 3
Voorbeeld 4

<