RUIMTELIJKE FIGUREN Overzicht
Doorsneden

Theorie

Je ziet hier een doorsnede APGQ getekend in een kubus. P en Q zijn de middens van de ribben waarop ze liggen.

Een doorsnede van een ruimtelijke figuur met een plat vlak is de figuur die wordt gevormd door alle snijlijnen. Heeft die doorsnede de vorm van een driehoek, dan kun je ervan verzekerd zijn dat het inderdaad om een plat vlak gaat. Bij vierhoeken, vijfhoeken, etc., moet je nauwkeuriger kijken. Om te controleren dat zo'n figuur echt vlak is, kun je gebruiken dat alleen twee evenwijdige lijnen of twee snijdende lijnen een plat vlak kunnen vormen.

Moet je zelf een doorsnede tekenen, dan maak je er gebruik van dat de snijlijnen van een vlak met twee evenwijdige vlakken ook evenwijdig lopen.

Om in de doorsnede berekeningen te kunnen uitvoeren teken je hem op ware grootte. Daarmee wordt bedoeld dat alle hoeken hun werkelijke vorm hebben en alle zijden hun werkelijke lengte (eventueel op schaal getekend). Bij het tekenen op ware grootte construeer je vaak driehoeken m.b.v. de passer. Teken hulpfiguren waarvan je de afmetingen al kent om onbekende lengten en hoeken te vinden.

Inleiding
Uitleg
Theorie
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Voorbeeld 3
Voorbeeld 4
Opgaven