Uitslagen

Antwoorden

  1. Een mooie bouwplaat. Wat extra plakrandjes is geen luxe...



    1. Zie figuur.
    2. Zie figuur.
    3. Zie figuur.
    4. Zie figuur.
  2. Er zijn veel manieren om dit te doen, laat je antwoord controleren.
    Je hebt zeven plakrandjes nodig.
    1. Begin met een vierkant `ABCD` met zijden 4 cm. Maak met je passer cirkels van 8 cm om de hoekpunten van dit vierkant. Je vindt op vier plaatsen de top `T`. Maak de uitslag af.
    2. Maak inderdaad eerst plakrandjes en maak vervolgens de piramide.
    3. Denk er om dat je precies verticaal moet meten als het grondvlak op je tafel zit. Je vindt ongeveer 7,5 cm.
    1. Doen, het grondvlak is een vierkant en de top ligt recht boven het snijpunt van beide diagonalen van dat vierkant.
    2. Je weet nu niet hoe lang de vier ribben naar de top zijn.
    3. Die opstaande ribben zijn de zijden van driehoek `ACT`. Als je nu het grondvlak eerst tekent en dan `AC` opmeet, dan kun je die driehoek tekenen. `AC ~~ 5,7` cm en 6 cm boven het midden van `AC` teken je `T`. Nu meet je `AT = CT ~~ 6,6` cm. En nu kun je de uitslag tekenen.
  3. Bij figuur I zijn de twee rechter rechthoeken omgewisseld.
    Bij figuur IV ontstaat er bij het in elkaar vouwen een opening, terwijl er twee vierkantjes op elkaar gaan vallen.
  4. De uitslagen I en III zijn goed.
    1. De rechthoek moet na het buigen precies om de cirkels passen. Daarvoor is hij echter veel te kort.
    2. Je moet de rechthoek zo lang maken dat hij precies om de cirkels past. Misschien weet je nog wel dat de omtrek van een cirkel ongeveer 6,28 keer de straal is?
  5. Zie de figuur.



  6. Als je niet meer weet hoe dit moet, kun je het beste voorbeeld 1 nog eens bekijken.
  7. Zie de figuur.



  8. De figuren II en III.
  9. Gewoon de instructie uitvoeren en het komt vast wel goed.
    Laat bij twijfel je antwoord controleren.
    1. Het reservewiel.
    2. Doen.
    3. Op internet kun je allerlei bouwplaten vinden.
  10. Zie de figuur.



    1. Doen.
    2. Doen.
    3. Doen. De kegel van de kwart cirkel is smal en hoog, de andere veel breder (grotere diameter) en lager.
    4. De omtrek van de cirkel waar je mee begon was ongeveer `6 xx 6,28 = 37,68` cm.
      De omtrek van de grondcirkel van de smallere kegel is een kwart daarvan, dus ongeveer 9,42 cm. De straal daarvan moet dus ongeveer 1,5 cm zijn.
      De omtrek van de grondcirkel van de smallere kegel is driekwart daarvan, dus ongeveer 28,26 cm. De straal daarvan moet dus ongeveer 4,5 cm zijn.
    5. De straal van de grondcirkel van de kegel is 5 cm, dus de omtrek daarvan is ongeveer `31,4` cm.
      De straal van het cirkelvormige stuk karton waaruit je hem moet knippen kun je opmeten in een driehoek die de helft is van een rechthoek van 10 bij 5. Die straal wordt ongeveer 11,2 cm.
      Je begint dus met een stuk stevig papier waaruit je een cirkel met straal 11,2 knipt. Op de rand van die cirkel pas je 31,4 cm af. Je knipt er dan een driehoekige punt naar het midden van de cirkel uit met 31,4 cm als buitenrand. Vouw de kegel in elkaar en klaar...