Plaatscodes

Antwoorden

    1. e8
    2. c1, f1, f8
    3. a1, h1
    4. b1, g1, b8, g8
    1. f6 en h6
    2. d5, e4, g4 en h5
    1. Nee, de BARcode zegt niets over waar het product zich bevindt.
    2. Zie de figuur hiernaast. Je wist vast niet dat er dan een X tussen wordt gezet. Deze code geeft een plaats aan.
    3. Bij lichtsignalen of geluidssignalen.
    4. Je kunt bijvoorbeeld een postcode doorgeven met Morsecode.
    1. B1C zal Brugklas, eerste leerjaar, klas C (dus de derde klas uit die jaarlaag) betekenen.
    2. D13 zal het dertiende lokaal in de D-vleugel of op de D-verdieping zijn.
    3. -
    4. Bijvoorbeeld III-Z-12.
    1. e19
    2. Nee
    3. 6
    4. 2
    5. Bij go worden de lijnen genummerd, bij schaken de vakken. Verder heeft het go-bord meer posities.
    6. 361
    1. Nee
    2. A-II-1, A-I-3 en A-III-2.
    3. Op het C-bord liggen drie zwarte bollen op een rij, dus zwart wint.
    4. C-I-1, C-II-2 en C-III-3.
    1. A4
    2. C4, D4, D5
    3. De jachthaven.
    1. E5
    2. D2
    3. G3
    4. De Vispoort.
    5. In D1, de Zandpoort.
    6. C2 en F2.
    7. Hemelsbreed ongeveer 600 m.
    1. 939896 en dit is het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs in schooljaar 2005/'06.
    2. B19, H15
    3. J5
    4. 1.552.548 en dat is 1552548/6913 dus ongeveer 225 leerlingen per basisschool.
    5. De kolomnummering gaat in Excel 2010 van A, B, C, ..., AA, AB, ..., AAA, AAB, ... t/m XFD.
    6. Dit is pas echt even geduld hebben: het hoogste nummer is 1.048.576.
    7. 16.384 × 1.048.576 = 17.179.869.184 dat is meer dan 17 miljard cellen!
    1. Alleen de zwarte velden hebben een nummer. Het "zwarte" vlak dat het meest links zit op de bovenste rij is 11, daarnaast zit 12, dan 13 tot en met 15 op de bovenste rij. Dan heb je uiterst links op de tweede rij 16, daarnaast 17, enz. Het laatste zwarte vakje is 50.
    2. Op 44. Dit is de meest vooruitgeschoven zwarte steen omdater nog geen dam is en wit dus aan de onderkant begonnen is.
    3. Op 23.
    1. Er ligt geen blokje op C-I.
    2. 4, dus code A-III-4.
    3. A-I-2, B-II-2, D-I-2, D-III-2.
  1. Speel gewoon op een stuk roosterpapier en gebruiik de codering uit het voorbeeld in de toepassing.
    1. De 1-3, de 2-3, de 3-3 en de 4-3.
    2. Een kies. Hij komt niet in het melkgebit voor.
    3. Een centrale snijtand.
    4. De 1-8, de 2-8, de 3-8 en de 4-8.