Som- en verschilgrafiek

Antwoorden

    1. Je moet per jaar beenlengte, romplengte en hoofdlengte optellen.
    2. Omdat je de drie andere moet optellen en een som het resultaat van een optelling is.
    1. Zie figuur.



    2. De grafiek van de hoofdlengte.
    1. Over de grootheid aantal woningen.
    2. Het aantal huurwoningen plus het aantal koopwoningen is (ongeveer) het totaal aantal woningen.
    3. Je maakt eerst een tabel met het aantal huurwoningen en het aantal koopwoningen per jaar en dan tel je deze waarden in de tabel bij elkaar.
    1. Het verschil tussen het aantal huurwoningen en het aantal koopwoningen.
    2. Het handigst is aantal huurwoningen – aantal koopwoningen omdat er steeds meer huurwoningen zijn.
    1. Ja, namelijk over een aantal personen in NL.
    2. Het totaal aantal inwoners van NL.
    3. Zie tabel:

      tijd (jaartal) 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010
      bevolking (mln) 10,0 11,4 13,0 14,1 14,9 15,9 16,6

      Maak hier een grafiek bij.
    1. Dat is het aantal mensen dat er jaarlijks in NL bijkomt.
    2. sterfte + emigratie, dat is het aantal mensen dat er jaarlijks in NL af gaat.
    3. Omdat de som van geboorte en sterfte niets zegt over wat er met het aantal inwoners van NL gebeurt.
    1. Die grafiek stelt het vrouwenoverschot in NL voor.
    2. Zie tabel:

      tijd (jaartal) 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010
      vrouwenoverschot (mln) 0 0 0 0 0,1 0,2 0,2

      Maak hier een grafiek bij.
    3. Dat er weinig tot geen verschil is tussen het aantal mannen en het aantal vrouwen.
    1. Zie tabel. Alle tijdstippen zijn eerst omgerekend naar decimale getallen, dat rekent gemakkelijker.



      Maak er zelf grafieken bij voor zonsopkomst en -ondergang.
    2. De daglengte.



    3. In de periode vanaf 1 januari tot half maart en dan weer vanaf eind oktober tot en met 31 december.
    1. Zie figuur, maak eerst een tabel.



    2. Zie figuur.
    1. In 2004.
    2. Zie figuur.



    3. Zie figuur.
    4. In 2005.
    1. Doen.
    2. Toen Martijn finishte na 45 minuten was Johan 2 minuten daarvoor de 7 km gepasseerd. De 8 km passeerde hij na 50 minuten. Op 35 minuten zat hij waarschijnlijk ongeveer op 7,3 km en dus 1,7 km achter Martijn.
    1. Het aantal geboortes is toegenomen wat er op zou kunnen wijzen dat bevallingen ook beter worden begeleid. De sterfte is afgenomen, wellicht leven mensen gezonder of is de gezondheidszorg beter geworden.
    2. Omdat verhuizing naar en van het eiland geen rol speelt zorgt het verschil van geboorte en sterfte voor de bevolkingstoename.
    3. Ongeveer `17400 + 5 xx 670 = 20750`.
    1. Het zijn mensen die de gemeente verlaten, dus het aantal inwoners wordt er kleiner door.
    2. In 1990: 2000 immigranten en 4000 emigranten, dus het migratiesaldo is `-2000`.
      In 1995: 3000 immigranten en 3500 emigranten, dus het migratiesaldo is `-500`.
    3. Het is nu de verschilgrafiek immigratie – emigratie.
    4. Doen, maak eerst een tabel.
    5. Vanaf 2001.
    6. geboorteoverschot = geboorte – sterfte. Bij een negatief geboorteoverschot sterven er meer mensen dan er geboren worden.