Grafieken tekenen

Verkennen

Opgaven

  1. In deze grafiek zie je hoe de temperatuur op een bepaalde dag afhangt van het tijdstip op die dag.



    Vul de onderstaande tabel in door de juiste waarden uit de grafiek af te lezen.

    tijd (uur)  0  2  4  6  8 10 12 14 16 18 20 22 24
    temperatuur (°C)                          


  2. Bij een grafiek een tabel maken is meestal niet erg zinvol want die tabel is niet nauwkeuriger dan de grafiek. En de grafiek laat het verband tussen twee grootheden beter zien dan de tabel. Meestal is het ook omgekeerd: door meten (van bijvoorbeeld de temperatuur op meerdere tijdstippen) ontstaat een nauwkeurige tabel en de grafiek maak je erbij om het verband beter zichtbaar te maken.
    Beschrijf hoe je bij een tabel een grafiek maakt.

Uitleg

Je ziet hoe je bij een tabel een grafiek tekent.

Opgaven

  1. Hier zie je een tabel met temperaturen van de volgende dag.

    tijd (uur)  0  2  4  6  8 10 12 14 16 18 20 22 24
    temperatuur (°C)  7  5  4  6  8 12 17 22 26 23 18 13  9

    1. Teken een assenstelsel, zet de juiste bijschriften bij de assen (denk ook om de eenheden).
    2. Teken de punten uit de tabel in het assenstelsel.
    3. Je kunt de grafiek afmaken door de punten door lijnstukjes te verbinden. Waarom zou je dat zo doen?
    4. Je kunt de grafiek ook afmaken door er een vloeiende kromme lijn door te trekken. Waarom kan dat in dit geval?
    5. Maak nu de grafiek af door de punten met een vloeiende kromme lijn te verbinden.
    6. Welke temperatuur hoort er bij 11:00 uur?


Voorbeeld 1

Bekijk in Voorbeeld 1 hoe voorzichtig je moet zijn met het verbinden van losse punten door een vloeiende kromme lijn.

Opgaven

  1. Bekijk de grafiek die je in opgave 3 hebt gemaakt.
    1. Teken een andere grafiek die ook bij de tabel past.
    2. Om 13:00 uur heeft iemand een brandende lucifer bij de thermometer gehouden waarmee de temperaturen in de tabel zijn gemeten. Wat betekent dit voor de grafiek?

  2. In deze tabel zie je de totale bevolking van Nederland in de jaren 1950, 1960, ..., 2010.



    1. Je gaat een grafiek maken van de totale bevolking van NL. Maak eerst een tabel waarin je de totale bevolking afrondt op honderdduizendtallen.
    2. Wat zet je bij de horizontale as van je grafiek?
    3. En hoe deel je de verticale as in?
    4. Maak nu je grafiek af.
    5. Hoeveel mensen telde Nederland in 1996 ongeveer?
    6. In welk jaar waren er voor het eerst meer dan 16 miljoen Nederlanders?

  3. Bekijk de tabel uit de vorige opgave nog eens.
    1. Teken nu een grafiek van het aantal mannen in de loop van de jaren 1950, ..., 2010.
    2. Teken in dezelfde figuur (met een andere kleur) een grafiek van het aantal vrouwen in die jaren.
    3. In welke jaren is er sprake van een duidelijk vrouwenoverschot? Hoe zie je dat aan de grafieken?

Voorbeeld 2

In dit voorbeeld zie je het gebruik van een scheurlijntje.

  1. Gebruik weer de tabel van opgave 5 en bekijk de grafieken die je hiervoor hebt gemaakt bij deze tabel.
    1. Waarom heb je in ieder geval op de horizontale as eigenlijk een scheurlijntje nodig?
    2. Maak nu een nauwkeuriger grafiek van de totale bevolking van NL door zowel op de horizontale as als op de verticale as een scheurlijntje te gebruiken.
    3. Probeer met je grafiek te voorspellen wanneer de bevolking van Nederland boven de 17 miljoen zal komen. Licht toe, hoe je dit hebt gedaan.

  2. Petra heeft ontdekt dat één van haar cavia's jongen krijgt. Ze houdt het gewicht van het beestje wekelijks bij vanaf het moment dat ze de ontdekking deed.

    tijd (weken) 1 2 3 4 5 6 7 8
    gewicht (gram) 780 810 870 950 1040 1120 1200 750

    1. Maak een geschikt assenstelsel. Denk om de bijschriften bij de assen en een scheurlijntje.
    2. Teken de punten die bij de tabel horen in het assenstelsel.
    3. Verbind de punten met een vloeiende lijn.